Interview Martijn de Jong

Geplaatst: 17 March 2023

Martijn de Jong is medewerker Public Affairs bij Natuurmonumenten in Noord-Holland. We vroegen hem naar zijn persoonlijke kijk op faunabeheer.

Interview Martijn de Jong

Waarom is faunabeheer een belangrijk thema voor de biodiversiteit in Noord-Holland?

Wilde dieren horen alle ruimte te krijgen. Dat is ook echt de visie van Natuurmonumenten. Wij hanteren bij faunabeheer het ‘nee-tenzij’ principe. Dat wil zeggen dat dieren alleen worden gedood vanwege schadebestrijding als er geen andere oplossingen meer zijn. In Noord-Holland zijn de natuurgebieden relatief klein. Sommige soorten dieren veroorzaken door hun grote aantallen schade aan in de natuur. Het begon met de damherten in de duinen, en nu hebben we hier ook veel overlast van ganzen.

Nederland is een echt ganzenland, maar er zijn er op veel plaatsen teveel. Ze eten riet en veroorzaken schade aan de oevers, waardoor andere vogels er niet meer kunnen broeden. We plaatsen zoveel mogelijk rasters en linten om ze af te schrikken, maar dat heeft helaas onvoldoende effect.

De ganzen die hier jaarrond verblijven, met name brandganzen, blijven op dezelfde locatie zitten en gaan steeds op één plek het water in. Zo maken ze oevers kapot. De in het veen opgeslagen CO2 komt daarbij vrij, dat willen we natuurlijk niet.

Voor weidevogels zijn ganzen normaal gesproken niet direct een belemmering, maar in de hoeveelheden die er nu zijn, vormen ze wel een bedreiging. Door overbegrazing gaat namelijk pitrus, een wild kruid, domineren. Daardoor zijn er te weinig bloemen, waardoor er te weinig insecten zijn. En kuikens van weidevogels zijn juist afhankelijk van die insecten.

 

Natuur en landbouw hebben niet altijd dezelfde belangen, hoe zit dat met de ganzen?

Agrariërs ondervinden ook problemen van de enorme hoeveelheden ganzen: de koeien eten ondergepoept gras niet meer, of de ganzen eten hun gras op. Ze eten ook van gewassen zoals bloemkool en de broccoli, die daardoor onverkoopbaar worden. In 2021 was er voor maar liefst 10 miljoen euro schade aan de landbouw, veroorzaakt door ganzen. In Noord-Holland ben ik het daarom op het punt van ganzenschade eens met de boeren.

We hebben gewoon veel teveel ganzen die jaarrond blijven hier en het probleem wordt elk jaar erger. Als we niet ingrijpen, blijft het aantal groeien en moeten we uiteindelijk meer ganzen afschieten. Als natuurliefhebber heb ik daar moeite mee, maar het is nu wel noodzakelijk.

Hoe werken agrariërs en natuurbeschermers samen aan dit probleem? 

Met agrariërs, provincie en andere partijen zijn in Noord-Holland tien jaar geleden afspraken gemaakt. In het kort komt het erop neer dat we ganzen in de winter niet bejagen, ter bescherming van de trekganzen. De schade die deze ganzen veroorzaken nemen we voor lief. De ganzen die hier jaarrond verblijven mogen daarentegen wel beheerd worden. Er zijn per soort maximale aantallen bepaald. Als er in de zomer meer ganzen geteld worden, is beheer toegestaan. Dat zijn goede afspraken, daar sta ik achter. In andere provincies zijn deze afspraken niet tot stand gekomen, waardoor er afschot in de winter is toegestaan.  Gelukkig is dit in Noord- Holland niet het geval. Maar om deze winterrust te behouden, dient de groei van het aantal zomerganzen wel te worden beperkt.



Om tot uitvoering te komen zijn er veel drempels

Er zijn veel drempels om de schade in de praktijk te voorkomen. Een voorbeeld: voor afschot in een natuurgebied moet de natuurbeheerder een geluidsdemper op zijn geweer hebben, anders verstoort hij andere vogels zoals de roerdomp. Het duurt echter heel lang voordat er een vergunning wordt afgegeven voor zo’n geluidsdemper. Voor je het weet hebben de ganzen weer een seizoen schade kunnen aanrichten en is hun populatie alweer gegroeid.

Dat baart mij zorgen, omdat het probleem daardoor alleen maar groter wordt en we onder aan de streep meer ganzen moeten doden. Uiteindelijk moeten de aantallen namelijk wel terug naar de afgesproken streefgetallen.   

 

Zijn er naast ganzen nog meer dieren die schade veroorzaken aan de natuur?

Ik noemde de damherten al even. En ik voorzie dat de steenmarter hier op termijn mogelijk ook een probleem gaat worden, net als in Friesland. Daar worden ze al gevangen. In Hilversum zit één wasbeer. Dat is een exoot, daarvan wil je sowieso niet dat er meer van komen, daar moet de provincie eigenlijk nu al over gaan nadenken en beleid voor maken.

 

Wat zou er volgens jou moeten gebeuren om het faunabeheer verder te verbeteren?

Betrouwbare data zijn belangrijk en bijvoorbeeld FaunaSpot helpt daarbij, maar het is niet genoeg. Het zou goed zijn als er veel meer onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld onderzoek naar het effect van ganzen op weidevogels. Of vossen; in Friesland is het predatieonderzoek verder dan hier. Hierin hebben de provincies een cruciale rol omdat zij degene zijn die in gezamenlijkheid financiering hiervoor beschikbaar stellen en onderzoeken laten uitvoeren.

Onlangs is een onderzoek (klik hier) verschenen naar de mate van verstoring van diersoorten: hoeveel impact heeft het afschieten van ganzen nu eigenlijk op beschermde vogelsoorten? De FBE Noord-Holland heeft behoefte aan feitelijke informatie en dit soort onderzoeken zijn een heel belangrijke bron.

Tot slot zou het helpen als de provinciale politiek hier meer op één lijn zou zitten. De meningen over faunabeheer liggen in Noord-Holland heel ver uit elkaar. Dat maakt het lastig om akkoord te krijgen op plannen en deze ook tot uitvoering te brengen, zodat zo min mogelijk dieren gedood hoeven te worden.  

 

Wat kan de FBE Noord-Holland doen, hoe kunnen zij bijdragen?

De FBE Noord-Holland is enorm actief. De verhoudingen binnen het bestuur zijn goed. Alle belangen zijn daarin vertegenwoordigd. Het bureau bestaat uit een klein team, en ze ontzorgen ons echt, bijvoorbeeld als het gaat om het aanvragen van de vergunningen.

In Noord-Holland vat de FBE haar taak breed op: onderzoek, samenwerken met belanghebbende partijen en het aankaarten van belangrijke thema’s bij de provincie en de betrokken ministeries. De kennis is op orde en daarom is de bijdrage groot. Ik heb dan ook goede hoop op dat we steeds beter tot uitvoering kunnen komen.